Werken met lenzen en effecten in Corel® PHOTO-PAINT™ X6

door Suzanne Smith

In deze studieles nemen we de vele voordelen onder de loep waarover u beschikt als u lenzen en maskers gebruikt voor het aanpassen van afbeeldingen. Ik laat u ook zien hoe u speciale tooneffecten kunt bereiken.

Werken met lenzen

Met lenzen, die hetzelfde effect teweegbrengen als aanpassingslagen in Photoshop®, kunt u een voorbeeld weergeven van speciale effecten en beeldaanpassingen zonder dat u de pixels van de afbeelding permanent wijzigt. U kunt lenzen toepassen op een afbeelding als geheel of op het bewerkbare gedeelte van een masker. Als u een lens toepast op een gebied met een masker, kunt u het Voorwerpselectiegereedschap gebruiken om het masker en de lenzen een nieuwe positie binnen de afbeelding te geven.

Met lenzen heeft u ook het voordeel dat u ze al werkend kunt aanpassen. U kunt op elk gewenst moment op het lenspictogram in het koppelvenster Voorwerpen klikken om uw instellingen aan te passen.

Omdat een lens in een eigen laag, boven op de achtergrondafbeelding wordt geplaatst, kunt u ongewenste lenslagen makkelijk verwijderen door op het pictogram Verwijderen te klikken in de rechterbenedenhoek van het koppelvenster Voorwerpen.

Een lens op een afbeelding toepassen

  1. Klik op Bestand > Openen, blader naar een map met een geschikte afbeelding, selecteer deze en klik op Openen.

  2. Klik op Voorwerp > Maken > Nieuwe lens.

  3. Kies in het dialoogvenster Nieuwe lens de optie Spreiding en klik vervolgens op OK.

    De pixels van de afbeelding worden bij deze lens 'verspreidt', waarmee de schildertechniek van het pointillisme wordt nagebootst.

  4. Experimenteer in het dialoogvenster Spreiding met de instellingen voor de schuiven Verticaal en Horizontaal tot u het gewenste effect heeft bereikt en klik op OK.

  5. Als u de lensinstellingen wilt verfijnen, dubbelklikt u op het lenspictogram in het koppelvenster Voorwerpen en brengt u vervolgens de gewenste wijzigingen aan in het dialoogvenster Spreiding.

    Opmerking: Houd er rekening mee dat voor veel bestandsindelingen de bestaande lagen worden samengevoegd bij het opslaan van een afbeelding waarop een lenseffect is toegepast. In dat geval kunt u het lenseffect niet langer bewerken als u de afbeelding opnieuw opent. Als u ervoor wilt zorgen dat u de lens kunt bewerken na het opslaan, slaat u het bestand eerst op in CPT-indeling, waarbij de laagstructuur behouden blijft. U kunt het bestand vervolgens exporteren naar de gewenste bestandsindeling, zoals JPEG, PNG, BMP enzovoort.

Een lens toepassen op een gebied met een masker

  1. Open een afbeelding.

  2. Klik in de gereedschapskist op het gereedschap Rechthoekmasker en sleep om een rechthoekmasker te tekenen in een gebied van de afbeelding.

    Opmerking: Voordat u het masker tekent, kunt u de afronding van de hoeken aanpassen via de eigenschappenbalk.

  3. Als u de rand van het masker wilt verzachten, klikt u op Masker > Maskeromtrek > Vermengen.
  4. Pas de waarde in het vak Breedte van het dialoogvenster Vermengen aan, kies Buitenkant in de vervolgkeuzelijst Richting, kies Lineair in de vervolgkeuzelijst Randen en klik op OK.

    Als u het aantal pixels in de buitenrand van het masker verhoogt, wordt de overgang tussen het gebied met het masker en de achtergrondafbeelding verzacht.

  5. Klik op Voorwerp > Maken > Nieuwe lens. U ziet dat de optie Lens van masker maken in het dialoogvenster Nieuwe lens nu automatisch is ingeschakeld.

  6. Kies Verloopkaart en klik op OK.

    Met de verloopkaartlens kunt u een kleur toepassen op een zwart-witafbeelding of de kleuren in een kleurenafbeelding wijzigen.

  7. Dubbelklik in het dialoogvenster Verloopkaart op de bovenrand van het verlooptintpaneel om een aanvullende kleurmarkering te maken en kies een kleur in het vervolgkeuzelijst Kleur.

  8. Voeg zo veel kleurmarkeringen toe als u wilt en klik op OK.

  9. Als u de positie van het masker (en de lens) wilt aanpassen, klikt u op het Voorwerpselectiegereedschap en sleept u het masker naar een nieuwe positie.

  10. Als u de lens zelf wilt aanpassen, klikt u op het lenspictogram in het koppelvenster Voorwerpen.

  11. Pas de kleuren opnieuw aan in het dialoogvenster Verloopkaart en klik op OK.

Meerdere lenzen toepassen

U kunt lenzen op elkaar 'stapelen' en hiermee fantastische effecten bereiken.

  1. Open een afbeelding.
  2. Klik op Voorwerp > Maken > Nieuwe lens.
  3. Kies in het dialoogvenster Nieuwe lens de optie Fotofilter en klik vervolgens op OK.

  4. Gebruik de regelaar Dichtheid van het dialoogvenster Fotofilter om de kleurdichtheid aan te passen en klik op OK. Als u hieraan de voorkeur geeft, kunt u de filterkleur ook wijzigen door een nieuw staal te kiezen in de vervolgkeuzelijst Kleur.

    De lens wordt nu in een eigen laag weergegeven in het koppelvenster Voorwerpen.

  5. Herhaal stap 2 en kies in het dialoogvenster Nieuwe lens de optie Pixelblokken en klik vervolgens op OK.
  6. Schakel de optie Radiaal in het gebied Modus pixelblokken van het dialoogvenster Pixelblokken in, klik op het pictogram Oorsprong en klik in de linkerbenedenhoek van het afbeeldingsvenster.

  7. Pas de instellingen voor Breedte, Hoogte en Dekvermogen aan totdat u tevreden bent met het effect en klik op OK.

  8. Herhaal stap 2 opnieuw en kies in het dialoogvenster Nieuwe lens de optie Verloopkaart en klik vervolgens op OK.

Raadpleeg de stappen van het eerder voltooide gedeelte Een lens toepassen op een gebied met een masker om de stappen voor het aanpassen van de instellingen voor Verloopkaart nog eens te bekijken.

In het koppelvenster Voorwerpen ziet u nu dat de drie lenzen zijn gestapeld; bovenop elkaar in drie afzonderlijke lagen.

Door meerdere lenzen te combineren, kunt u abstracte en verrassende effecten bereiken. U kunt bijvoorbeeld afzonderlijke lenslagen verbergen door op het pictogram Weergeven/verbergen naast een laag te klikken.

De stapelvolgorde van de lenslagen kan ook een grote invloed hebben op een effect. Hier is de verloopkaartlens naar de onderste positie in de stapel gesleept, wat een dramatisch effect tot gevolg heeft.

Opmerking: Als u ongewenste lenzen wilt verwijderen, selecteert u de lenslaag en klikt u op de knop Verwijderen in de rechterbenedenhoek van het koppelvenster Voorwerpen.

Met effecten werken

In Corel PHOTO-PAINT X6 beschikt u over verschillende opties voor het toepassen van tooneffecten en speciale effecten op afbeeldingen. U kunt het Effectgereedschap gebruiken om lokaal correcties aan te brengen in kleur en toon. U vindt het Effectgereedschap in de groep van het uitklapmenu Borstelgereedschappen van de gereedschapskist.

Als u het Effectgereedschap selecteert, worden op de eigenschappenbalk enkele aanvullende effectborstels weergegeven, zoals:

  • Uitsmeren
  • Kladden
  • Helderheid
  • Contrast
  • Tint
  • Tintvervanger
  • Spons
  • Teint
  • Overvloei
  • Scherpstellen
  • De-pointilleren
  • Doordrukken/tegenhouden

Bij elke effectborstel hoort een subcategorie met penvormen. Als u de effectborstel Uitsmeren kiest, kunt u bijvoorbeeld uit allerlei vormen kiezen.

Bovendien verschijnen op de eigenschappenbalk extra opties als een effectgereedschap wordt geactiveerd. U kunt een ronde of rechte vorm kiezen bij Vorm, de Grootte aanpassen, een Samenvoegmodus kiezen (waarmee wordt bepaald hoe de kleuren worden vermengd met elementen in de onderliggende afbeelding), de Hoeveelheid (of de intensiteit) van het effect opgeven, de Dekking aanpassen en de optie Ongekarteld in- of uitschakelen.

Als u veel met effecten voor uw afbeeldingen werkt, kan het handig zijn om de werkbalk Effectgereedschap toe te voegen aan de werkruimte van PHOTO-PAINT.

De werkbalk Effectgereedschap activeren

  1. Klik op Extra > Aanpassen.
  2. Klik in het dialoogvenster Opties op Aanpassen > Opdrachtbalken.
  3. Schakel Effectgereedschap in de lijst met opdrachtbalken in en klik op OK.

U kunt de werkbalk Effectgereedschap laten zweven in de werkruimte of deze naar een positie slepen waarop de werkbalk kan worden gekoppeld.

Een effect toepassen met een effectborstel

  1. Open een afbeelding.
  2. Klik in de gereedschapskist op de pijl van het uitklapmenu Schildergereedschap en kies het Effectgereedschap.
  3. Kies Teint in de vervolgkeuzelijst Borstelcategorie op de eigenschappenbalk.

  4. Kies Licht tinten in de vervolgkeuzelijst Borsteltype.

  5. Kies een Vorm en Grootte.

  6. Klik op een kleurstaal in het kleurenpalet en pas de teint toe op de afbeelding.

Het menu Effecten nader verkennen

U kunt niet alleen een effect toepassen op een specifiek gebied met een van de effectborstels, u kunt ook het menu Effecten gebruiken om een groot aantal effecten toe te passen op de afbeelding als geheel of op het bewerkbare gebied van een masker.

De volgende categorieën met speciale effecten zijn beschikbaar, en elke categorie heeft meerdere effecten:

  • 3D-effecten
  • Artistieke effecten
  • Vervagen
  • Camera
  • Kleurtransformatie
  • Omtrek
  • Creatief
  • Eigen
  • Vervormen
  • Ruis
  • Structuur

Een effect toepassen via het menu Effecten

  1. Open een afbeelding.
  2. Klik op Effecten > Structuur en kies Steen of Reliëfsculptuur.
  3. Pas de instellingen in de verschillende dialoogvensters aan totdat u tevreden bent met het effect of de effecten en klik op OK.

    Opmerking: Als u een masker toepast op een afbeelding, worden de effecten toegepast op het bewerkbare gebied van het masker, net als voor lenseffecten, zoals we aan het begin van de studieles hebben opgemerkt.

Meer informatie over Corel® PHOTO-PAINT™ X6

Via het menu Help heeft u toegang tot aanvullende informatie over het werken met lenzen en effecten, evenals:

  • Help-onderwerpen
  • Handboek
  • Studielessen op video

U kunt meer studielessen op video voor Corel PHOTO-PAINT vinden in het Discovery Center van Corel.

Klik hier voor meer geschreven studielessen.

Voor Tips en trucs voor CorelDRAW® Graphics Suite klikt u hier.